“Als je achter de geraniums gaat zitten, dan moet je maar één doel hebben: om geraniums te verbeteren. Anders moet je erachter weggaan.” Schrijver, wetenschapper en voormalig-politicus Jan Terlouw (90) blikt dankbaar terug op een rijk leven en bewijst dat ouderdom geen synoniem is voor afremmen.
Onlangs heeft u een bijzondere mijlpaal bereikt: uw 90e verjaardag. Hoe heeft u deze dag ervaren?
“Het was een prachtige dag. Ik heb een schitterend boek gekregen, waarin 90 Nederlanders een brief aan mij hebben geschreven. Het is ongelooflijk mooi!”
Wat roept het thema ouderdom bij u op?
“Het overkomt je natuurlijk. Mijn gehoor gaat achteruit en ik zie iets minder scherp. Ook word ik vermoeider en ik kan niet meer tien uur per dag werken. Dat ga je wel merken. Maar het is voor mij een ongelooflijk voorrecht dat ik heel gezond oud ben geworden. Voor mijn 88e had ik nog nooit een ziekenhuis van binnen gezien! Daarom ben ik nooit zo bewust met ouderdom bezig geweest. Ineens dacht ik: Oh, ja! Ik ben oud, dat is waar ook. Dat besef is eigenlijk pas heel laat gekomen, toen ik al diep in de tachtig was.”
En fit ouder worden, vereist dat volgens u veel inspanning?
“Use it or lose it. Alles wat je niet gebruikt, gaat vastzitten. Als je je autoraampje nooit opendoet, dan wil het na twee jaar niet meer open. Dus gebruik het. Dat heb ik wel altijd heel erg beseft: blijf de dingen doen, zowel lichamelijk als geestelijk. En dat heb ik geloof ik ook wel gedaan. Als je achter de geraniums gaat zitten, dan moet je maar één doel hebben: om geraniums te verbeteren, en anders moet je erachter weggaan. Anders heb je daar niks te zoeken!”
“De mens lijdt dikwijls het meest, door het lijden dat hij vreest…”
“… Doch dat nooit op komt dagen. Zo heeft hij meer te dragen, dan God te dragen geeft.” (Nico Scheepmaker – red.)
U maakt het prachtig af. Is ouderdom ook iets wat u vreest?
“Ik ben ontzettend bang dat ik niks meer kan. Dat zou ik heel naar vinden en ik zou het ook vreselijk vinden als ik moest lijden. Maar ik denk er niet veel aan, hoor. Ik heb wel erg te doen met de mensen die dat mee moeten maken.”
U leidt nog een actief bestaan. Ik begreep dat u onder andere thuis nog kippen, schapen en koeien houdt. Verzorgt u deze zelf?
“Dat wordt wel minder. Het is nu weer winter en dat betekent dat de koeien hooi moeten hebben, één of twee keer per dag. Dat kan ik nog wel, maar de stal uitmesten wordt zwaar. Dat doet iemand anders voor me. Ik merk dat ik het zware werk niet meer moet doen, dat is nou eenmaal zo. Maar ik begin ’s morgens altijd de kippen te voeren. Dat is mijn eerste werkje en dan overdag even kijken of de schapen water hebben. Je krijgt ook veel hulp hoor als je ouder wordt en dat is ook nodig, want mijn krachten nemen af. Het is bijvoorbeeld een beetje strompelen als ik uit bed kom. Maar dat is geen wonder als je 90 bent. Dat doet iedereen praktisch. Verder zit ik nog veel op de tractor en ik heb mijn rijbewijs ook verlengd gekregen. Verrukkelijk! Dat ik nog steeds mag autorijden, daar ben ik zo blij om!”
Hoe vindt u zingeving in uw ‘gouden jaren’?
“Ik heb minder verantwoordelijkheden. Ik interesseer me nog steeds zeer in wat er gebeurt, bijvoorbeeld in de politiek. Ik heb nog steeds dingen te doen en ik ben ik heel blij dat mensen nog willen horen wat ik te zeggen heb. Want ‘use it or lose it’, geldt ook voor je hersens. Blijf je hersens gebruiken. Daar ben ik zo van overtuigd, dat dat belangrijk is. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen. Het verschil in zingeving is daarom niet zo groot, vergeleken met vroeger. Ik besef dat ik ongelooflijk gelukkig ben, dat ik gezond oud ben geworden. Ook dat ik de krachten nog heb en dat ik nog zoveel vrienden heb en een grote familie, waar ik het heel goed mee kan vinden. Daarnaast heb ik een nieuwe partner die ontzettend lief is. Dat is enorm geluk hebben. Daar heb ik wel iets aan gedaan zelf. Ik ben niet lui geweest in mijn leven. Ik heb ook veranderingen durven maken. Dat raad ik mensen ook aan. Durf eens te veranderen in je leven. Durf eens iets anders aan te pakken. Wees daar niet al te bezorgd over: het komt wel goed.”
“Maar voor de rest is het ontzettend veel geluk hebben: met mijn gezondheid, ik heb aan prachtige universiteiten kunnen studeren, ik heb in meerdere landen kunnen wonen, ik heb vier meer dan schitterende kinderen, die intelligent zijn en vol initiatieven. Dat is ook iets wat ik mensen wil meegeven: doe iets met je kinderen, ga niet alleen met verjaardagen maar in een kringetje zitten, maar onderneem iets. Ik heb met mijn oudste dochter Sanne negen boeken geschreven. Met mijn tweede dochter, Ashley, heb ik eindeloos gebrainstormd over politiek, het recht, de samenleving en onderwijs. Pauline is violiste en we hebben heel vaak in een kwartet gespeeld; drie instrumenten en een spreker, dat was ik dan. We hebben tientallen jaren voorstellingen gegeven met zijn vieren op die manier. Met mijn zoon heb ik zoveel cabaret gedaan en hebben we speelfilms gemaakt. Doe iets. Dat raad ik de mensen zeer aan. Blijf je actief, dan blijf je gezond, dan blijf je in leven. Dan blijft het leven ook interessant en de moeite waard!”
Zou u zeggen dat geluk maakbaar is?
“Je kunt er wel een klein beetje aan doen, door bijvoorbeeld niet lui te zijn en een beetje moed te hebben. Maar een heel groot gedeelte is toch geluk, dat zijn de omstandigheden. In wat voor een familie word je geboren? Hoe slim ben je? Er is een heleboel geluk bij. Geluk kun je dus wel een klein beetje afdwingen. Pascal zei: “Geluk komt graag terecht in een gespreid bedje.” Met andere woorden: geef het geluk ook toegang. Al kan je dat maar een klein beetje.”
“Vroeger was het beter”. Gaat deze gedachte wel eens door uw hoofd?
“Ik denk niet zoveel over het verleden, ik denk veel meer over waar gaan we naar toe? Wat gaat er gebeuren? Maar ik merk meer, omdat ik zo oud ben, dat ik geschiedenis ken die de meeste mensen niet kennen. Vooral in het begin van de coronatijd, dat mensen het gingen vergelijken met de oorlog. Dat ze niet naar niet school konden, enzovoort. Die vergelijkingen met de oorlog… Ik heb dat meegemaakt, ik kon niet naar school. Ik ben degene die het écht kan vergelijken met de oorlog. Je ziet dan dat er enorme verschillen zijn. Dat het zo ongeveer hetzelfde was, is onzin.”
“Toen hadden we een overheid die je vijand was en nu is de overheid je vriend. Ook al doet deze soms dingen die je niet zint. Je leeft met een vriendschappelijke overheid. Toen vroeg je je af: hoe ga je om met een overheid die tegen je is? Ik kon een jaar niet naar school. Daarnaast hadden we toen nog geen telefoon, geen videobellen en geen internet. Je was enkel bezig met de oorlog, met hongerlijders. Je kunt het vergelijken en dan zie je enorme verschillen. Omdat ik zo oud ben, kan ik die verschillen zien. Ik weet nog hoe het was, terwijl veel mensen alleen maar praten vanuit wat ze lezen in de geschiedenisboekjes.”
Raken deze vergelijkingen u?
“Ja, ik vind dat stuitend. Ze weten niet wat ze zeggen. Moet je je voorstellen dat, alleen omdat je een jood bent, je opgepakt en vermoord kan worden. Dat is ongelooflijk. Dat kan je toch absoluut niet vergelijken met wat er nu gebeurt? Laten we zeggen: je kunt het vergelijken en dan zie je een gigantisch verschil.”
U refereerde onlangs naar Sir David Attenborough, die zei hoe alles in zijn leven over de jaren zo drastisch is veranderd. De enorme transities die hebben plaatsgevonden. U gaf aan zich daarin te herkennen. Met wat voor een gevoel kijkt u daarop terug?
“Ik weet nog net na de oorlog, als een jongen van een jaar of 14, dat ik dacht: goh die industrie, die komt weer op gang en loost al zijn afval in waterbodem en lucht. Dat mag blijkbaar. Ik weet nog dat ik dat toen al verontrustend vond. Als je ziet wat er sindsdien allemaal gebeurd is op de waterbodem en met de luchtverontreiniging, de club van Rome. Het leven van Sir David Attenborough en het mijne zijn bijna even lang. Ik heb het ook zien gebeuren, en ik deel helemaal zijn ongerustheid daarover. Het is voor onze kinderen catastrofaal, wat we aan het doen zijn. En het is ook een ongelooflijke taak om het anders gaan doen. Dat moet je je eens eventjes voorstellen. We hebben een wereldwijde infrastructuur van olie. Je kunt zelfs in het kleinste dorpje wereldwijd nog olie kopen. We moeten gaan veranderen in een infrastructuur van duurzame energie, wat een onvoorstelbare taak is. En dat moet de huidige jeugd gaan doen. Ik besef wat een werk dat is en wat een verantwoordelijkheid.”
“De verantwoordelijkheid die bij mijn generatie rust, is dat we het zo ver hebben laten komen. Maar dat is heel begrijpelijk. Je ziet dat er in de grond kolen zitten en dat je die kunt verstoken om lekker warm te zitten. Dat ga je doen natuurlijk. Het besef drong niet door dat er grenzen aan zijn, hele scherpe grenzen zelfs. En nu zit de huidige generatie ermee dat zij het zullen moeten gaan doen. Wij hadden een andere taak. Wij moesten zorgen dat er geen oorlog meer kwam na twee wereldoorlogen. Maar nu is de wereld veranderd. Nu zijn bijna alle problemen hartstikke mondiaal. Het vluchtelingenprobleem, het corona probleem; het is allemaal heel erg mondiaal en dan moet je met nationale regeringen gaan oplossen. Dat is een enorm probleem. Dat zie ik, en daar wil ik nog een beetje aan bijdragen als ik kan. Vooral door ervoor te waarschuwen en te zeggen: sorry jongens, het moet. Ik heb begrip voor jullie problemen, maar ga het wel doen.”
Ziet u deze bijdrage als uw plicht?
“Absoluut. Ten eerste omdat mijn generatie het heeft veroorzaakt. Dat neem ik mijn generatie niet zo heel erg kwalijk hoor. Het is best te begrijpen dat we dat gedaan hebben. Maar in de tweede plaats, omdat ik zo’n gelukkig, mooi leven heb gehad. Ik ben eerst wetenschapper geworden, toen politicus en de grootste verrassing van mijn leven: schrijver. Dat had ik nooit gedacht, maar het is gebeurd. Dus ik kan nu zo’n klimaatprobleem vanuit de wetenschap benaderen, de politieke problemen kennen en begrijpen, maar veel meer mensen bereiken door niet een wetenschappelijk essay te schrijven, maar een roman. Dat is een gave en voorrecht. Ik vind, dat als je dat hebt gekregen, je de plicht hebt om het te gebruiken.”
In College Tour sprak u over de inzet van kennis ten behoeve van de gemeenschap. Vormt dit het uitgangspunt voor uw aanhoudende inzet voor maatschappelijke kwesties?
“Ik vind dat wetenschappers ook een hele nieuwe plicht hebben. Als je kennis vergaart, bijvoorbeeld over natuurkunde zoals ik heb gedaan, dan is dat gemeenschapseigendom. Je krijgt dat van je voorouders die het allemaal bedacht hebben, en je krijgt het van de universiteit, die door de overheid betaald wordt. Dus dat is jouw kennis, maar hij behoort ook toe aan de gemeenschap. En de gemeenschap heeft het ontzaglijk nodig om die kennis serieus te nemen. Aan de wetenschap danken we zoveel. Nu zijn er politici die zeggen dat ze de wetenschap niet geloven. Wetenschappers sta daar tegen op! Ga op de barricaden en zeg, wat ik weet is ook jouw kennis en die ga ik meegeven. Want het is zo belangrijk om wetenschappelijk de juiste dingen te doen.
“Wanneer onzin niet ontzenuwd wordt en niet wordt tegengesproken door echte wetenschappers, vind ik dat heel zorgelijk. Ik weet ook niet wat ik aan moet met al die sociale media, of journalisten die ieder kleinigheidje opblazen tot iets groots. Die een conflict veel interessanter vinden dan vrede en vooruitgang. Dan vraag ik me af, hoe gaan we dat hanteren? Dat baart me zorgen.”
Welke levenslessen hebben u verrast?
“Het verhaal heeft een enorme rol gespeeld in mijn leven. Ik heb een ontzettend goede relatie met mijn kinderen en kleinkinderen. Als ze iets deden wat minder goed was, probeerde ik het altijd in de vorm van een verhaal bespreekbaar te maken. Het is heerlijk om zo’n goede relatie te hebben met de kinderen en allemaal dingen te ondernemen. Ik heb zo’n rijke geschiedenis met al die kinderen door de dingen die we samen hebben gedaan. We hebben een paar speelfilms gemaakt met familie en vrienden. Dat is zo ontzettend leuk om te doen. Doe iets, dat heb ik geleerd. Dat is heel belangrijk, ook in de politiek.”
“Toen ik terugkwam uit Zweden ben lid van een politieke partij (D66 – red.) geworden. Wat ik merkte is dat het zo verrijkend is om met elkaar dingen te ondernemen. Om in werkgroepen te gaan zitten en met elkaar te brainstormen. Hoe kunnen we dingen verbeteren? Wat kunnen we doen? Welke moties zullen we indienen?”
“Daarnaast is vriendschap ook bijzonder belangrijk. En verder dus vooral niet achter de geraniums niks zitten doen, maar zoek partners, zoek leeftijdgenoten, misschien ook wel wat jongeren. Zelf heb ik nog altijd een probleem om nee te zeggen, dat ligt me niet. Ik zeg veel liever: yes, gaan we doen!”
Waar komt dat uit voort? Moeite hebben met nee zeggen?
“Ik interesseer me voor dingen. Dat ligt al heel lang in mijn aard en in mijn leefwijze. En dan komen mensen met een initiatief en dan heb ik geen tijd, of ben ik te moe. Dat vind ik heel erg naar om te doen. Maar ik moet het toch meer en meer doen.”
“Omdat ik heel veel ja heb gezegd, heb ik natuurlijk ook heel veel mogelijkheden gekregen. Zo heeft de wereld zich ook voor mij geopend. Natuurlijk, als je niks doet, dan gebeurt er ook niks, dan komen er ook geen nieuwe mogelijkheden. Maar het aller wonderbaarlijkste in mijn leven is geweest dat ik boeken ben gaan schrijven. Ik was een natuurkundige, ik deed kernfusie onderzoek, verre van schrijven. Ik ben links en ik moest rechts leren schrijven op school, dus ik hield ook niet eens van de motoriek. Het was een tijd dat er geen computers of elektrische schrijfmachines waren. Je moest het dus met de hand schrijven. Mijn vrouw spoorde mij aan om mijn verhalen op te schrijven. Ze zei dan “Jan, schrijf het op. Jan, je fantasie groeit en groeit. Wat zonde, daar gaat weer een mooi verhaal het raam uit.” Ik zei: “Nee, ik ben geen schrijver, ik hou niet van schrijven, ik wil niet!”[lachend]. En uiteindelijk, na tien jaar, ben ik het gaan doen. En zie dus, onderneem dingen, probeer! Je weet maar nooit!”
Als u advies zou kunnen geven aan uw jongere zelf, hoe zou dat klinken?
“Waarom heb je je jeugd niet gebruikt om beter te leren pianospelen? Als ik denk: gut, ik kan zo’n klein beetje pianospelen voor een klein cabaretje, voor een grapje, een kerstliedje. Maar ik heb eerder zoveel uren niets gedaan of niks wat de moeite waard was. Ik had in die tijd veel beter kunnen leren pianospelen. Ik denk dan bij mezelf, waarom heb ik dat niet gedaan? Niet dat dat een ramp is, maar toch.”
Heeft u ergens spijt van?
“Nee, dat ligt me niet. Dat ligt me niet. Ik kijk vooruit, ik kijk heel weinig achteruit.”
En als u mensen iets zou mogen meegeven, zou dat dan ook zijn: doe iets, onderneem iets?
“Ja, dat is verreweg het belangrijkste wat je kunt doen. Gebruik je talenten en gebruik je krachten. Interesseer je voor je medemensen, interesseer je voor de wereld, voor de politiek, doe iets! Al die uren dat je niks doet, zijn een beetje zonde. Maar je moet de krachten hebben en je moet wederom ook een beetje het geluk hebben.
Heeft u nog veel dromen voor de toekomst?
“Dromen heb ik niet echt. Maar ik geloof dat ik die eigenlijk nooit heb gehad. De toekomst is me overkomen. Ik ben 60 jaar getrouwd geweest. Mijn vrouw en ik hebben een ontzettend goed huwelijk gehad. Ik heb heel veel aan haar te danken. Ze heeft mij schrijver gemaakt en zoveel andere dingen gedaan. Enkele jaren geleden is zij overleden en ik was zeer bedroefd. Ik heb nu een nieuwe partner en dat is me ook overkomen. Dat is een ontzettend voorrecht. Zoals eigenlijk alles me is overkomen, net als de politiek. Voordat ik het wist was ik fractievoorzitter, dat had ik nooit gedacht.”
Is dat de magie van het leven?
“Ja! En aanvaard het, stel je ervoor open, een gespreid bedje. Zorg dat het geluk binnen kan komen. Doe iets! Tegen alle mensen: alsjeblieft doe iets! Dat maakt het leven zo veel mooier!”
Mocht u ooit nog dromen gaan krijgen, dan hoop ik ten zeerste dat deze zullen uitkomen.
“Haha, ik droom trouwens wel eens. Het zijn verwarde dromen. In het boek dat ik gekregen heb voor mijn verjaardag, daar schrijft iemand over een droom die ik nog niet zo lang geleden had. Namelijk dat ik droomde dat ik het CDA-congres mocht toespreken. Heel vreemd!” [lacht]